Michel Altschuler krijgt weer een gezicht, finaal gedeporteerd met Transport XXIII vanuit Dossin
Nijveraar Paul De Maet verzorgde 68 valse werkcontracten in 1942, aan Joodse mannen uit zijn eigen buurt, de Rue de Clinique in Anderlecht. Zijn bedrijf maakte onderdelen en ornamenten voor doodskisten en zijn engagement met Duitse afnemers, van 1934 al, gaf hem de status van erkend Arbeitsgesellschaft geldend voor de verplichte tewerkstelling - met andere woorden, wie voor hem werkte ontsnapte aan de verplichte tewerkstelling in Duitsland. Tot eind 1942 hielp hij Joodse arbeiders en bedienden aan een valse identiteit en een werkcontract.
De razzia's tekenden een einde aan zijn inzet met valse werkkaarten. Als bij wonder werd Paul niet verraden en ging hij verder met zijn " relaishuizen ", die hij in Anderlecht, Schaarbeek en Ukkel verhuurde.
Hier start ons identificatietraject van Michel Altschuler. De Rue de Carmélites. Nummer 148, een bescheiden hoekhuisje gebouwd in 1902 met 1 verdieping en een zolderkamer.
Gekocht door Paul in 1938 als verhuurpand. Begin juli 1942 verhuurde hij het aan Abraham en Gdalia Persitz, de ouders van Michel die hij als "metaalbewerker" had aangeworven in z'n ateliers in de Avenue Clémenceau nr 110. In het huurcontract gaf hij Abraham aan als katholiek en z'n vrouw als protestante, registratie was immers al verplicht en nieuwe verhuring aan Joden al onder restrictie...
Michel werd de beheerder van de rantsoenering voor het adres, waar hij officieel zal ingeschreven worden op 7 juli 1942, samen met zijn zus Helen. Het huurcontract en Michel's werkkaarten gaven hun de nodige veiligheid. Maar de inkomens waren beperkt... de effectieve arbeid bij " De Maet & Jacobs " was immers fictief... en er werd ingezet om het rantsoeneringsysteem ten volle te benutten, onder invloed van Paul zelf...
Een fraude die rampzalig zou worden.
In de archiefstu´kken van Vlaams Ss-er Fortan vinden we Michel terug als verantwoordelijke, maar met een andere gezinssituatie... van een vader was er geen sprake. Het gezin bestond uit de moeder, die zorg droeg voor haar broer en haar 2 kinderen. De maandelijkse registratie van de gezinssamenstelling sprak van een Abraham Persitz, broer van de moeder des huizes. Deze gezinssituatie gaf meer recht op bv. broodkaarten en zegelstu´ks, door de personen ten laste, ipv een gehuwd koppel. Hun systeem werkte vele maanden lang...
Maar Fortan maakte met zijn bescheiden Brusselse afdeling jacht op misbruik en Joodse onderduikers via het rantsoeningsysteem. Michel werd opgepakt tijdens een maandelij´kse afgiftedag en kwam in Dossin terecht. Zijn moeder en zus wisten in de anonimiteit te verdwijnen en het relaishuis werd opgerold. Paul diende klacht in bij de Oberfeldkommandantur 672 om zich als slachtoffer van het "misbruik " te profileren. In april 1942 waren immers stempels en schrijfpapier uit zijn´ bureau gestolen in het atelier. Wat hij netjes had aangegeven... Het debacle betekende bijna het einde van z'n netwerk, maar ook zijn eigen leven !
Over Abraham's vervolg hebben we actueel geen duidende informatie.
Michel werd gedeporteerd met transport XXIIb, ontsnapte maar werd gevat. Hij werd als " flitser " op het volgende transport XXIII naar Auschwitz gezet en verdween in de vernietiging... zijn foto zat in een vervolgingsdossier van de Personallkontrole die Fortan er op nahield... één van de vele.