Archiefmoment :
Maurice de Maet en het verschrikkelijke "tapijtbombardement" over Brussel op maandag 8 mei 1944....
Architect Maurice De Maet tijdens metingen bij de heraanleg van de kruising van het spoor Nord-Midi te Brussel .
Hij werd door de Duitse Baustelle opgevorderd, wat hem in een collaboratief daglicht bracht voor velen...
Opgetekend, maandag 8 mei 1944
"Deze dag ervaar ik als één van de ergste die ik in deze oorlog heb meegemaakt...
Net na 6 uur in de avond, na een fijne en zonnige namiddag, is er wederom luchtalarm. Het vierde al vandaag.
We hadden net met Guillaume en zijn dochter de uurregeling van morgen doorgenomen.
Toen ik buiten keek werd het snel duidelijk dat het deze keer wel geen loos alarm was !
De vrijwilligers van de Luchtbescherming waren in aller ijl de stalen vensterluiken van hun loerderspost aan het sluiten met veel geroep en getier. Nog geen tien seconden na dat ik door het raam begon te kijken, werden we opgeschrikt door het Duitse luchtafweergeschut wat in korte stoten vuurde...
Terwijl ik dit schrijf, zitten we al vier uren in de kelder. Bij het begin van het bombardement was het puinstof al langs het weggevlogen deksel van het keldergat binnengekomen. En rook - een stinkende brandlucht. De reeks van de bombardementen leek wel een zware camion die steeds kortbij komt : boem-boem-boem !! Altijd luider en heviger ! Het schoof ook telkens op, richting Schaarbeek. Duitse stemmen en een gehuil hoorde ik vlak na de eerste inslagen, ik vermoed in de straat verder. We waren op tijd de trap afgelopen. De carbidlamp was een knoeiboel om aan te krijgen. Een oorverdovende slag deed alles kraken - iets lijkt mee ontploft te zijn en we kropen naar de voorzijde van de kelder om een glimp op te vangen via het keldergat.
Een tweede reeks bommen viel er vlak na, want het luchtalarm ging terug af.
9 mei, 10u in de morgen
We zijn tegen 9 uur gisterenavond langs het keldergat buiten gekropen. Guillaume kloeg van zere ogen, waarschijnlijk van het stof. Er is geen enkel woord dat dit kan beschrijven. Ik realiseer me dat we ongelooflijk geluk hebben gehad, ons paviljoen is heel, maar geen enkel raam meer. Maar de catastrofe zit in de hele buurt. Vuur en puin. Ik ben samen met Paul Warre een uur mee onder een balk gestaan, die dreigde af te breken. Zijn dochter schreeuwde. Ge kunt niks doen. Het meiske stopte met roepen, overgaand in een stiller gehuil. Daarna niets meer. Ik heb gehuild. Paul bleef roepen. Zijn gezicht vergeet ik nooit meer.
Daarnet hoorde ik van de DP dat het atelier van de locomotieven in Schaarbeek tot een hoop staal is verwrongen. Die zware slag die we gisteren hoorde, waren de hulzen aan de Pigéon die mee ontploft waren, die van het afweergeschut.
In de achterplek waar ik nu zit, hou ik toezicht bij twee gewonden. Hier is nog lopend water en ze zijn hier letterlijk liggend op planken binnengebracht. Glassneden. Met een broeksriem is het gat in een broek toegetrokken die doorweekt is van het bloed. Die jongen ligt op de plank op tafel, kijkt voor zich uit en hoest af en toe. Hier is enkel onmacht in de kamer ..."